Na gras is snijmaïs het belangrijkste gewas voor de melkveehouderij. Mais is een graan en komt oorspronkelijk uit Midden-Amerika.

Teelt
Mais behoort tot de C4 gewassen. Dit houdt in dat mais met beperkte ademhaling een zeer hoge koolstofopname heeft, Een hectare mais kan 22 tot 44 ton CO2 absorberen.

Mais kan voor verschillende doelen geteeld worden:
1. Snijmais wordt geteeld als koeienvoer. In Nederland wordt meer dan 200.000 hectare snijmais geteeld. De drogestofopbrengst aan snijmais bedraagt in Nederland tussen de 10 en 23 ton/ha.

2. Suikermais wordt ook in Nederland geteeld voor de verse consumptie. De korrels worden in het melkrijpe stadium geoogst. Er kan onderscheid gemaakt worden in extra zoete en normaal zoete suikermais. Normaal zoete mais wordt in Nederland vrij weinig geteeld. Extra zoete suikermais kan wel 20 procent  suiker bevatten.

3. Sinds 10 jaar terug wordt in Nederland ook energiemais geteeld. Deze mais is iets later dan gewone mais. Het is de bedoeling dat deze mais afrijpt tot 30 procent droge stof van de gehele plant. Bij energiemais draait het om de methaangasopbrengst per ha. In een mestvergister wordt mest gemengd met bijvoorbeeld energiemais. Tijdens het vergisten onstaat er biogas. Dit gas kan gebruikt worden voor het opwekken van brandstof of om elektriciteit mee op te wekken.

Doel

  • Mais is een goed gewas om biogas uit te winnen. Het is een gewas wat een hoge drogestofopbrengst kan behalen met een vrij eenvoudige teelttechniek toe te passen. Bovendien is het gehakseld goed bewaarbaar en gemakkelijk te doseren in de vergister. Daarnaast heeft mais een hoge biogasopbrengst. Er worden methaanopbrengsten van 5000 m3/ha behaald. Dit komt neer op +/- 5000 l/ha.
  • Mais wordt ingekuild om bewaarverliezen tegen te gaan. Voor de vergistbaarheid heeft dit een positief effect. Omdat de celwanden verteren zal het effectiever werken in de biogasinstallatie. Meeropbrengsten kunnen oplopen tot 15%.
  • Suikermais wordt geteeld voor de verse consumptie

Meer informatie

Handboek snijmais (WUR, 2015/2016)