De tuinboon is een plant die behoort tot de vlinderbloemenfamilie. Vlinderbloemigen zijn in staat stikstof uit de lucht te binden en op te slaan in de knolletjes die aan de wortels zitten. Deze knolletjes worden gemaakt door Rhizobium-bacteriën.

Tuinbonen worden al zeer lang verbouwd en werden al in 6000 v.Chr. in het Middellands Zeegebied gegeten. De zaden waren toen echter nog vrij klein en zijn voor het eerst gevonden bij archeologische opgravingen bij Nazareth in Israël. In Europa wordt al voor 1492 melding gemaakt van de tuinboon. In Nederland wordt traditioneel de tuinboon met bonenkruid gegeten.

Teelt
Een goede perceelskeuze is belangrijk voor een optimale opbrengst van veldbonen. Tuinbonen zijn redelijk droogtegevoelig. Grondsoorten die geschikt zijn voor de teelt van bonen zijn: klei-, löss-, zand- en dalgronden. De tuinboon kan dus op veel grondsoorten worden geteeld.

Tuinbonen kunnen al vanaf half februari worden gezaaid, mits de grond het toelaat. Om vorstschade en vogelschade te voorkomen worden de zaden op 6 centimeter diepte gezaaid. De zaaiafstand tussen de rij bedraagt 50 centimeter en in de rij 10 centimeter.

De tuinboon is erg gevoelig voor luizen. Tijdens de teelt zitten vaak de toppen helemaal vol met zwarte bonenluizen en erwtenluizen. Deze luizen kunnen zuigschade veroorzaken en ziekten overbrengen.

Verder kan de tuinboon besmet raken met de bladvlekkenziekte. Bij waarneming van deze ziekte moeten de gehele planten zo snel mogelijk worden verwijderd.

Doel
• Tuinboon wordt geconsumeerd door de mens.
• Veldbonenmeel en geplette veldbonen worden geconsumeerd door vee.

Meer informatie