Biobrandstof zijn brandstoffen die zijn gemaakt uit biomassa. Er zijn verschillende biobrandstoffen, zoals biodiesel, bio-ethanol, biogas of bio-butanol.

De meeste biobrandstoffen worden geproduceerd uit plantaardig materiaal als palmolie, koolzaad, suikerriet, mais en graan. Productie van biobrandstoffen uit afval is ook mogelijk, bijvoorbeeld uit afval van veevoer, afgedankt frituurvet, houtsnippers of algen.

Gebruik
Vloeibare biobrandstoffen worden vooral geproduceerd om de gangbare fossiele brandstoffen, zoals benzine, diesel en kerosine te vervangen. De EU-landen hebben afgesproken dat in 2020 minimaal 10% van de brandstof uit alternatieve brandstoffen bestaat.

Brandstofleveranciers gebruiken als vervanger voor benzine onder ander bio-ethanol, bio-butanol, biomethanol, bio-ETBE (ethyl-tert-butylether), bio-MTBE (methyl-tert-butylether) en synthetische biobenzine .
Als vervanger van diesel worden biodiesel, bio-dimethylether (of DME), puur plantaardige olie (of PPO) en synthetische biodiesel ingezet.

Daarnaast worden veel mengbrandstoffen geproduceerd. Deze bestaan tot nog toe grotendeels uit fossiele brandstof en voor een klein deel uit biobrandstof. Verschillende vliegtuigmaatschappen voeren al vluchten uit op biokerosine.

Plus- en minpunten
Het gebruik van biobrandstoffen kent voor- en nadelen ten opzichte van fossiele brandstoffen:

Voordelen

  • Tijdens de groei van de gewassen voor biobrandstoffen wordt CO2 opgenomen.
  • Bij verbranding van sommige biobrandstoffen komt tot 70% minder roet en fijnstof vrij.
  • De teelt van gewassen voor biobrandstoffen kan plaatsvinden op gronden die braak zijn gelegd om voedseloverschotten te voorkomen.
  • De teelt van gewassen voor biobrandstoffen kan een ruimere vruchtwisseling in het bouwplan opleveren.
  • Sommige gewassen voor biobrandstoffen kunnen de bodemstructuur verbeteren (o.a. koolzaad).
  • Toepassing van biobrandstoffen vermindert de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen.
  • Boeren, ook in ontwikkelingslanden, krijgen nieuwe kansen en mogelijkheden voor teelten van gewassen voor de energiemarkt.

Nadelen

  • De teelt van gewassen voor biobrandstoffen levert een concurrentie op tussen landbouw voor voedselproductie en voor energieproductie.
  • De teelt van biobrandstoffen vergt veelal de inzet van kunstmest, hetgeen energie-intensief is en vaak geproduceerd met behulp van fossiele brandstof.
  • Voor de teelt van biobrandstoffen is relatief veel water nodig.
  • Het rendement van biobrandstoffen is minder dan van andere energievormen die geen goede grond, water en kunstmest nodig hebben (o.a. zonne-energie).

Generaties biobrandstoffen
Inmiddels worden drie soorten generaties biobrandstoffen onderscheiden:

Eerste generatie
Biobrandstoffen van de eerste generatie zijn gebaseerd op suikers, zetmeel, plantaardige olie of dierlijke vetten, die met klassieke chemische processen of vergisting worden omgezet in brandstoffen. Het gaat hier meestal om voedselgewassen als brandstof.

Biodiesel wordt onder andere verkregen uit mais (maisolie), koolzaad (koolzaadolie), oliepalm (palmolie) en uit soja (sojaolie).

Bio-ethanol wordt onder andere verkregen uit suikerbiet, suikerriet, suikerpalm en ook uit graan (o.a. maïs en tarwe).

Tweede generatie
Biobrandstoffen van de tweede generatie worden niet uit voedselgewassen geteeld, maar gemaakt uit energiegewassen of uit oneetbare delen van voedselgewassen. Tot deze brandstoffen worden onder andere gerekend:

  • Energiegewassen zoals wilgen en Pongamia pinnata (geproduceerd uit zaden van het tropische gewas Millettia pinnata)
  • Vruchten van niet voor consumptie geschikte planten, zoals de purgeernoot.
  • Houtsnippers
  • Stro
  • Oneetbare gedeelten van voedselgewassen
  • Dierlijk vet
  • Gebruikt frituurvet
  • Restafval

Derde generatie
In Nederland wordt hieronder vaak biobrandstof uit algen verstaan, ook wel algendiesel genoemd.

Productiemethoden
Biobrandstoffen zijn op verschillende manieren te produceren:

  • Alcoholische vergisting (bijvoorbeeld vergisting van suikers waarbij ethanol (alcohol) onstaat; in Brazilië rijden veel auto’s op ethanol).
  • Vergisting van organisch materiaal ( bij zuivering van rioolwater en bij de verwerking van mest. Biogaswinning is ook mogelijk door vergisting van onder andere voedselresten, stro en andere vergistbare grondstoffen).
  • Pyrolyse (kraken, door verwerking van gewasresten of diermeel).
  • Hydro Thermal Upgrading (Biomassa wordt, vermengd met water, verhit tot ongeveer 350 °C bij een druk van ongeveer 160 bar, gedurende zo’n 15 minuten. Hierbij ontstaat een drab die vergelijkbaar is met ruwe aardolie).

bron: rijksoverheid.nl, wikipedia

Meer informatie