Karwij is een tweejarige plant. De plant komt in het wild voor in Europa, Noord-Afrika en West-Azië. Hier groeit het in weilanden en in bermen. De plant groeit ongeveer 30 tot 60 centimeter hoog. Het heeft fijne, langwerpige bladeren. De bloeitijd is mei juni.

Teelt
Karwij stelt hoge eisen aan het vochtleverend vermogen van de bodem. Het gewas moet diep kunnen wortelen. Daarom vindt de teelt vooral plaats op de zwaardere kleigronden. Ook zijn er op kleigronden niet zoveel bodemgebonden ziektes aanwezig waarvoor karwij waardplant is. Het laat een goede bodemstructuur achter.

Omdat karwij een tweejarige plant is, is het gebruikelijk om de plant in te zaaien onder een dekvrucht. Enkele geschikte dekvruchten zijn: erwten, blauwmaanzaad en spinaziezaad. Deze planten laten voldoende licht door en worden op tijd geoogst zodat de karwijplant nog voldoende tijd heeft om een dikke penwortel te vormen.

Karwij telt betrekkelijk weinig dierlijke belagers: de rupsjes van het karwijmotje, de wollige karwijluis, de made van de wortelvlieg en soms wat bladluizen. Een belangrijke plantaardige parasiet is de schimmel Sclerotinia sclerotiorum oftewel de rattekeutelziekte. Ook de verbruiningsziekte kan in het zich ontwikkelde karwijgewas grote schade aanrichten (Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V., 2003).

Doel

  • Het grootste deel van het karwijzaad wordt gebruikt als specerij. Het wordt gebruikt bij de productie van o.a. kaas, worst, brood en gebak. Ook wordt het gebruikt bij de bereiding van vlees en groenten.
  • Ook wordt het zaad gebruikt voor de winning van karwijolie.
  • Karwij kan worden gebruikt voor productie van kiemremmingsmiddel carvon.

Meer informatie