De pastinaak komt oorspronkelijk uit het Middellandse Zeegebied. De plant was al bekend bij de Oude Grieken en de Romeinen. De plant was oorspronkelijk zo groot als een gewone wortel (peen). Bij hun trek naar het noorden namen de Romeinse soldaten de pastinaak mee. Daar bleek dat de pastinaak in koudere gebieden veel groter werd. De pastinaak kwam in de Middeleeuwen naar West-Europa en was vóór de introductie van de aardappel een belangrijk volksvoedsel. In Groot-Brittannië en Ierland is de “witte wortel” populair gebleven. In de Verenigde Staten aten de immigranten aanvankelijk ook pastinaak, meegebracht door de Engelsen. Net als elders is ook daar de pastinaak vervangen door de aardappel.

Teelt
Door de lengte van de penwortel is de groente niet geschikt voor de teelt op kleigronden. De pastinaak wordt rond de tweede helft van april gezaaid. Als men vroeger zaait, kan de plant in het eerste jaar bloeien en zijn de opbrengsten vaak lager.

Voor het zaaien wordt de grond minstens 40 centimeter diep los gemaakt zodat de wortel gemakkelijk de grond binnen kan dringen.

Mestgiften moeten voorafgaand aan de teelt vermeden worden doordat de wortel zelf al voldoende stikstof uit de bodem haalt. Veel stikstof leidt alleen tot weelderige bladgroei.

Pastinaak wordt gezaaid op een rijafstand van 40 centimeter. De onderlinge afstand bedraagt 5 centimeter. Het zaad wordt minstens 1 centimeter diep weggelegd.

De meest voorkomende ziekte is kanker. Er zijn dan ook rassen die redelijk bestand zijn tegen deze ziekte. Verder kan de pastinaakwortel worden aangetast door Intersonilia (schimmel, Phoma (schimmel en de wortelvlieg).

Doel

  • Pastinaak kan zowel rauw als gekookt of gestoofd worden gegeten. Het wordt onder andere gebruikt als ingrediënt van hutspot. Ook wordt hij gebruikt als smaakverfijner in soepen.
  • Pastinaken zitten vol met ijzer, kalium, calcium, etherische oliën, foliumzuur en vitamine E, C en B. Etherische oliën verlichten maag- en darmklachten.

Meer informatie